Het is van tweeën één: of het onstoffelijke is het primaire of het stoffelijke.
Uit de waarneming blijkt dat het stoffelijke bestaat en dat we denken met onze stoffelijke hersenen. We moeten dus concluderen dat geest/bewustzijn een vorm van het stoffelijke is. Het stoffelijke is het primaire. Onstoffelijkheid is quatsch.
Hardware zonder software bestaat. Maar software zonder hardware is lariekoek.
Er zijn wel gradaties in bewustzijn maar niet in stoffelijkheid. Ook dat wijst erop dat onstoffelijkheid flauwekul is.
En stel dat het onstoffelijke bestaat, hoe kan het onstoffelijke met het stoffelijke interacteren?
De onstoffelijke bovennatuur bestaat dus niet. Het supranaturalisme is aldus onzin.
God wordt gedefinieerd als onstoffelijke geest. Het onstoffelijke bestaat niet. Dus God bestaat niet.
Zo eenvoudig is het atheïsme. Gewoon logisch nadenken over stoffelijk en onstoffelijk.
Bovendien is er geen zinnige definitie van onstoffelijk. Louter daarom al moet het supranaturalisme worden verworpen. Het supranaturalisme heeft geen denotatieve betekenis en bestaat louter uit connotatieve, subjectieve, betekenissen.